Protestantse kerk IJhorst - de Wijk

De Begraafplaats

Tot 1836 werd er begraven in de kerk, na dat jaar werd het verboden, ook voor families die vanouds daar eigen grafplaatsen hadden. Dat de invloed van Dickninge groot was in de IJhorster kerk, blijkt uit de grote grafkelder die Dickninge had in de kerk. In het jaar 1887 werd bij de bouw van een constistoriekamer, in het midden van het oude koor, een grafkelder van 4.30 meter lang, 1.70 meter breed en 1.19 diep ontdekt, waar zes abten van Dickninge waren bijgezet, o.a. van Johan Schepelaar, overleden in 1543. De kelder was afgesloten met een sluitsteen met daarin het jaartal 1245 gebeiteld. Derhalve zou men er vanuit kunnen gaan dat er in 1245 een kerk in IJhorst heeft gestaan.
Willem Koops was destijds kerkvoogd en bijzonder geïnteresseerd in de geschiedenis van zijn dorp, hij begreep dat het voor geschiedkundigen van heel groot belang kon zijn en maakte een tekening van de zerk met randschrift en wapen. In de Nieuwe Drentse Volksalmenak van 1892 verscheen een artikel over deze grafzerk waarbij de schrijver, mr. W.L. van den Biesheuvel-Schiffer zijn bijzondere waardering over het nauwgezette werk van Koops uitsprak, dit temeer daar hij kon vaststellen dat de Latijnse tekst van het randschrift op de zerk bijna zonder fout weergegeven was hoewel Koops de Latijnse taal niet machtig was.
Het randschrift op de zerk luidt in het Nederlands vertaald: In het jaar onzes Heeren duizend vijfhonderd drie en veertig, op den eersten dag van Mei, overleed de eerwaarde heer, de heer Johannes Schepelaar, abt van dit klooster, wiens as ruste in vrede. Als men het goed leest klopt er iets niet in de tekst, abt van dit klooster. De veronderstelling is dat hij aanvankelijk wel begraven is geweest in de kloosterkerk op Dickninge, maar dat zijn graf na de opheffing van het kloosterleven op Dickninge even na1600, is overgebracht naar de kerk in IJhorst. Na de laatste restauratie is de zerk in de vloer ingemetseld, vlak voor het orgel. De oude zerk heeft in de fraai gerestaureerde IJhorster kerk een goed zichtbare plaats  gekregen, als herinnering aan wat in deze omgeving eeuwen geleden is geschied. Bij de laatste restauratie in 1992 deed men nog een unieke vondst, 14 oude grafzerken van na de hervorming zo rond 1660, waarvan enkele uit 1651. Het meest uniek waren de graven die bedekt waren met plavuizen. Deze vorm komt, hoe eenvoudig ook, nergens in Nederland voor. De graven van 2.10 meter
bij 90 centimeter, waren bedekt met blauwe plavuizen die werden gemarkeerd door stenen. Wanneer er vroeger iemand begraven moest worden konden de plavuizen worden weggehaald en bleef de rand stenen liggen. Na de restauratie zijn de plavuizen er op de zelfde manier weer ingelegd.

In 1829, 7 jaar voor dat er niet meer in de kerk mocht worden begraven, had de gemeente De Wijk van Jacob Schiphorst Haalweide een hoog gelegen bouwakker De Woerte gekocht. (zie bijlage 24)  Oorspronkelijk werd dit land gebruikt voor de verbouw van vlas, toen werd het ingericht als begraafplaats.
Ook in IJhorst besloten de Kerkvoogden, toen er niet meer in de kerk mocht worden begraven, het kerkhof uit te breiden. Er werd 95 roeden en 75 voet grond gekocht voor de som van ƒ175,52.

De begraafplaatsen van IJhorst en Oud- Avereest zijn de oudste nog bestaande in dit gebied. Die van IJhorst werd in 1829 overgenomen door de gemeente Staphorst, daarbij behoorde ook de klokkenstoel, derhalve ligt het onderhoud ook bij de gemeente. In 1867 citeer ik uit de kerkboeken het volgende: De Kerkvoogden van IJhorst en De Wijk zijn van mening dat bij het onderhoud van het kerkhof wat is over gegaan  naar de Burgelijke gemeente Staphorst, ook het onderhoud van de hekken en het bewuste vonder behoort. Omdat dit vonder uitsluitend ten dienste staat van het Oostelijk gedeelte van de gemeente Staphorst, welke bij de kerk van IJhorst behoren. Maar de gemeente is echter een andere mening toegedaan.

Over eigendomsrecht werd met diverse instanties uitvoerige correspondentie gevoerd, o.a. met het Provinciaal archief. Het antwoord van de archivaris luidde:
Op Uw vraag kan ik geen afdoend antwoord geven. Indien de klokkenstoel evenals de klok, van voor de invoering der burgerlijke gemeenten dateert, hebben beiden oorspronkelijk aan de kerkelijke gemeente toebehoord. Wanneer evenwel later de grond, waarop de klokkenstoel staat, aan de burgelijke gemeente is overgedragen, zonder dat de kerkelijke gemeente daarbij het recht van opstal voor de klokkenstoel heeft bedongen, schijnt het mij, dat de eigendom van den klokkenstoel en de klok met de grond op de Burgelijke gemeente is overgegaan. (art. 656 en 758 B.W.)

De Directeur van het Rijksbureau voor de monumentenzorg heeft de volgende mening: wel kan ik U zeggen dat over het algemeen de torens bij de N.H. Kerken eigendom zijn van de Burgerlijke Gemeenten.

Op 13 augustus 1969 komt bij de gemeente Staphorst de volgende brief binnen van de directeur oudheidkunde en natuurbescherming van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk:

Kennisgeving ingevolge art. 8 tweede lid, van de monumentenwet ten aanzien van het monument Kerkweg 10, houten klokkenstoel te IJhorst. Met verwijzing naar artikel 8 tweede lid, van de monumentenwet stel ik U als eigenaar of
zakelijk gerechtigde in kennis van de plaatsing van bovengenoemd monument op de lijst van beschermde monumenten. In de wekker van september 1925 staat vermeld dat de lijkwagen in IJhorst is gekomen, hij werd gestald in de pastorieboerderij. De lijkwagen werd vanaf die tijd gereden door Roelof Jonkers van de Lankhorst, die zelf twee zwarte paarden had. Hij huurde daar een boerderij van de fam. Slager, Lankhorsterweg 26. Later is hij verhuisd naar 't Wijde gat, vanaf daar heeft hij meerdere keren een overledene in een varkensbrik van uit het ziekenhuis in Zwolle naar IJhorst gebracht. Roelof Jonkers is de enigste geweest die de lijkwagen in IJhorst reed. Tot omstreeks 1945 is er met de lijkwagen gereden, daarna met de lijkauto. Ook De Wijk had een lijkwagen, die bij het armhuis gestald was en het laatst gereden is door Bart Meier, daarvoor zijn vader. Twee vervelende situaties deden zich in die periode voor, bij een toch al droevige gebeurtenis. Voor de begrafenis van Roelof Hoogenkamp moest Bart Meier de lijkwagen van de Wijkbrug halen, op de terug kwam hij met de wagen vast te zitten in de sneeuw op de Postweg, hoe dat verder is gegaan meldt de historie niet, waarschijnlijk heeft de begrafenis met vertraging plaats gevonden. Een ander geval, dat van een paard staand voor de lijkwagen en het Wijker kerkhof, plotseling op hol sloeg richting IJhorst. Dit zal een vervelender afloop gehad hebben! De laatste inwoner uit De Wijk die in de lijkwagen naar het kerkhof is gebracht,  was Margje- ter Haar- ten Kate, moeder van de eerder genoemde president Kerkvoogd, Jan ter Haar. Zowel voor de IJhorster als de Wijker leden van de kerkelijke gemeente werden voor het gebruik van de lijkwagen de volgende tarieven vastgesteld:
Klasse 1.  ƒ 25,-  voor twee paarden, pluimen en kleed.
      ,,      2.  ,, 20,-  voor twee paarden en kleed zonder pluimen.
      ,,      3.  ,, 10,-  voor één paard en kleed zonder pluimen.
      ,,      4   ,,   6,-  voor één paard zonder kleed en zonder pluimen.
 

terug